The Maccabees

Interview

null
Na het succes van ‘Given To The Wild’ in 2012 doken The Maccabees in hun studio in het zuiden van Londen met het plan om binnen acht maanden een nieuw album te produceren. We zijn nu drie jaar verder, en daarmee moge het duidelijk zijn dat dat plan niet geslaagd is. We voelden zanger Orlando Weeks aan de tand over het creatieve proces van hun vierde album en de invloed die Elephant and Castle, Charles Dickens en Ian Dury’s producer uitoefenden op wat nu ‘Marks To Prove It’ is.

Hallo Orlando, kijk je uit naar de release van het nieuwe album?

Ik heb er zin in, maar niet zoveel zin als een kind met kerstmis, ik ben er wel gewend aan geraakt. Ik denk dat we beter voorbereid zijn op deze release dan bij de voorgaande albums. Ik was behoorlijk nerveus tijdens de opnames, maar de aanloop naar de release was minder stressvol. Wat zoveel betekent als dat het gewoon eeuwig leek te duren. Dus ja, ik kijk uit naar de release, en naar het moment dat alles is afgerond.

De opnames voor ‘Marks To Prove It’ duurden langer dan voor voorgaande albums, waarom?

We begonnen aan dit album met het idee om het af te ronden in acht maanden, maar na zes maanden realiseerden we ons dat we niet blij waren met het materiaal. Daardoor liepen de opnames spaak en moesten we opnieuw beginnen.

Denk je dat dat komt door het succes van ‘Given To The Wild’? Voelde jullie de druk, of waren jullie eerder immuun voor de verwachtingen?

Je bent er natuurlijk bewust van, maar ik denk dat de belangrijkste reden dat we nog steeds bestaan als band is dat we niet in herhaling willen vallen. En hopelijk is ons dat tot zover gelukt. We proberen altijd iets te bedenken wat anders klinkt dan het voorgaande album, en wat voor ons interessant is.

Hoe zijn jullie begonnen aan ‘Marks To Prove It’?

We zijn niet zo van het om de tafel zitten, de zaak bespreken en een plan samenstellen. We gaan gewoon aan het werk, brengen veel tijd door in de oefenruimte en rapen opnames hiervan bijeen. Op een gegeven moment komt daar dan vanzelf een album uit voort.

Tijdens een interview met de NME beschreef je ‘Marks To Prove It’ als een reis van “dag naar nacht en terug naar dag”. Wanneer kwam je met deze gedachte? Tijdens het samenstellen van de tracks?

Toen we begonnen met opnemen beseften we dat alles ‘s nachts beter klonk, en dat hielp ons uiteindelijk bij het maken van beslissingen over de tracks die we graag wilden afmaken. Dat soort gedachtegangen hielp ons structuur te geven aan dingen tegen het einde van het hele proces. En je hebt gelijk, tijdens het kiezen van een volgorde hielp diezelfde denkwijze ook.

Waren er voor dit album verschillen in aanpak bij het creatieve proces ten opzichte van ‘Given To The Wild’?

Het allerbelangrijkste voor ons was om niet hetzelfde te doen, uiteraard. Ik denk dat de eerste acht, negen maanden aan schrijfwerk achteraf te groots was. Het vorige album was zo kleurrijk en gelaagd en over the top dat we het niet live konden spelen. Dit vonden we doodzonde, dus we wilden dat niet weer doen.
Maar we beredeneerden dat het succes van het vorige album lag in de uniforme sound, het had een bepaald gevoel welke we nog nooit eerder wisten te vatten. We wilden datzelfde gevoel opnieuw ophalen zonder die twaalf lagen gitaren en drie lagen zang. We wilden elkaar uitdagen en niet vervallen op dezelfde methodes, welke we onderhand beschouwden als trucjes. Want als je eenmaal iets onder de knie hebt is het klaar, het voelt gewoon niet goed om het te blijven gebruiken.

Dit is het eerste album welke je in je eigen studio opnam, toch?

We hebben een klein gedeelte van het laatste album hier opgenomen, maar dit was inderdaad het eerste album welke we van begin tot eind hier opnamen.

Kun je meer vertellen over de studio?

Het is in de buurt van de Elephant and Castle rotonde in Zuid-Londen. We ontdekten het vijf jaar geleden onder advertenties voor kantoren, maar stomtoevallig was het omgebouwd tot studio, dus alle geluidsisolatie zat er al in. Later ontdekten we dat het de studio van Jesus and Mary Chain was in de jaren ‘80, en waarschijnlijk daarna nog gebruikt door anderen, maar de laatste tien, vijftien jaar stond het leeg. Het was een enorme rotzooi, met rattenkeutels en dooie ratten, en een oude piano die we hebben opgeknapt en gebruikt bij de opnames. Die piano is overal te horen, het is een belangrijk onderdeel van dit album. Dus ja, dat werd ons nieuwe thuis.

Het was een luxe, maar het betekende ook dat alles veel meer tijd kostte, want je hebt geen beperkingen en je kunt zolang blijven hangen als je wilt. Dus voor een band die lang wikt en weegt over iedere beslissing was dit een ideaal excuus om alles nog langer te laten liggen. (Lacht) Maar zonder die studio was dit album er niet geweest.

Hoezo?

We wilden niet een album maken met niet-bestaande geluiden, zoals nepstrijkers en drummachines, maar met echte instrumenten, door een echte band. Als we het niet voor elkaar kregen met z’n vijven, dan haalden we er iemand bij. Dus we vroegen Polly [Mackey] of Rebekah [Raa] om te zingen of piano te spelen. We hadden liever iemand die goed piano kon spelen dan dat ik of Hugo of Felix het deden. We kunnen wel liedjes schrijven op de piano, maar daar houdt het dan ook op. Dus we legden onszelf de regel op dat als we het zelf niet konden doen, dat we een andere weg moesten vinden, waar mogelijk met andere instrumenten.

Hoe kwamen jullie tot de samenwerking met Laurie Latham?

Hij kwam opdagen na die acht maanden waarop we probeerden te ontdekken of we iets levensvatbaars hadden om mee te werken of dat we onze tijd hadden verknoeid. Ik denk dat ons zelfvertrouwen zoek was. Met altijd vijf dezelfde personen raak je vroeg of laat het overzicht kwijt. Laurie was vanaf het begin heel eerlijk: als hij het niks vond zei hij dat, en hij moedigde ook aan om dingen simpeler aan te pakken en desnoods opnieuw te beginnen. Hij was een belangrijke invloed, gewoon omdat hij ons opnieuw motivatie gaf.

Betreffende de thema’s op dit album, ‘River Song’ en ‘Slow Sun’ gaan beide over ouder worden, maar niet noodzakelijkerwijs wijzer.

Met ‘River Song’ beeldde ik me een ruzie in tussen twee personen. Ik weet niet wie het zijn, maar ik stelde me voor dat dit niet een agressieve ruzie was, maar gewoon een trieste situatie. Het deed me denken aan vrienden die fouten hebben gemaakt, en ik ben daar ook zeker een van. Het is fijn om te denken dat je fouten niet twee keer maakt, maar ik denk dat we dat wel doen.

Zitten er volgens jou nog andere thema’s verscholen tussen de tracks?

Ik denk dat ik bij het vorige album alles extreem wilde aanpakken, ik had allerlei beelden voor ogen tijdens het schrijven. Daarom wilde ik dit album veel simpeler en ongecompliceerder aanpakken. Er zit een verhaalijn in het lied ‘Slow Sun’ over een “ordinary drawing” en dat was een belangrijke visualisering van mijn aanpak. Het was iets heel kleins, maar toch genoeg om thema’s aan te grijpen. Er was dus genoeg ruimte voor wilde, romantische gebaren, maar dan veel minder theatraal.

Kun je meer vertellen over je visuele inspiraties?

Ik las ‘Night Walks’ van Charles Dickens, en dit bleef heel lang hangen. Londen is nogal veranderd sindsdien, maar Dickens is nog steeds relevant. Londen is niet bepaald glamoureus, maar het heeft genoeg interessants te bieden.

Londen is ook van invloed op de albumhoes - een foto van de Elephant and Castle rotonde, klopt dat?

Ja, Elephant and Castle speelde constant mee op de achtergrond. De vondst van deze foto was een enorme opluchting, want dit is een gebouw waar we al honderd keer langs hadden gewandeld, en deze foto gaf het plots een andere invalshoek. Ik weet niet, het lijkt aan de ene kant op een beeld uit Hollywood, aan de andere kant heeft het iets duisters. En toch is het gewoon maar een rontonde in Elephant and Castle. Voor mijn gevoel omschreef die foto het album heel goed.

Wat staat er verder op het programma in 2015, en volgend jaar?

Vooral veel toeren, het album naar een zo groot mogelijk publiek brengen. En dat is het. Op dit moment is het heel moeilijk om verder vooruit te denken. Ik zou in de verre toekomst graag iets maken wat ik zelf op zou willen zetten en me troost biedt, zoals mijn eigen favoriete platen dat doen. Maar ik heb het vermoeden dat dat een van de redenen is waarom we dit doen: dat is onmogelijk.

Na twaalf jaar in de band, wat motiveert jullie nog?

Ik doe het nog steeds voor dat moment waarop je iets geschreven hebt en je overvalt wordt door het gevoel dat je iets unieks bedacht hebt. Ik denk dat ik tegenwoordig beter ben in het herkennen van die momenten. Vroeger vond ik het veel lastiger, alhoewel.. ik vind het ook nu nog lastig. Je hebt niet veel van die momenten tijdens het schrijven, dus je moet echt proberen te genieten van die kleine vlagen die je doen beseffen dat je vanuit het niets iets gemaakt hebt. En de rest van de tijd ben je vooral bezig om dat opgebouwde enthousiasme niet te verliezen.

Juli 2015