Django Django

Interview

null
Ze hadden tijdens de productie van het eerste album geen cent te makken, maar dat weerhield Django Django er niet van om met dat debuut een van de grootste successen van de afgelopen tien jaar binnen te halen. We zijn drie jaar verder, en het Mercury-genomineerde artpopviertal heeft het vizier gericht op een nog veel groter succes met hun tweede plaat. Basgitarist Jimmy Dixon legt aan ons uit hoe John Lennon, Tom Wolfe en Boeddhistische zang een rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van album twee, Born Under Saturn.

Gefeliciteerd met jullie nieuwe album. Gezien het succes van jullie debuutplaat, zijn jullie nerveus over de release van Born Under Saturn?

Een beetje. Gedurende het schrijven van dit album voelde we niet zoveel druk, we waren gewoon aan het werk. Maar je bent er zolang mee bezig, hoe dichter de releasedatum nadert, hoe zenuwachtiger je wordt. Maar uiteindelijk zijn we gewoon blij dat het album uitkomt en we nieuwe nummers live kunnen spelen.

Wanneer begonnen jullie aan Born Under Saturn?

Vrijwel direct na de tour voor ons eerste album. Ons laatste concert was in Edinburgh voor Hogmanay tijdens oud en nieuw 2014, en een week later waren we allemaal weer in Londen om thuis te schrijven en in de studio af te spreken. We hebben nooit echt concrete afspraken gemaakt over vakanties, we wilden allemaal gewoon heel graag weer aan de slag.

Jullie hebben ontzettend veel getourd voor jullie debuut. Wat voor invloed hebben jullie nieuwe ervaringen op het podium gehad op de sound van Born Under Saturn?

We hebben zeker het live gevoel beter verwerkt op dit album. Bij live-optredens worden onze liedjes vaak verder ontwikkeld, we voegen heel vaak details toe aan het begin of het einde van een lied. Daar zijn we deze keer wel bewuster mee omgegaan, maar voor de rest werkte we op dezelfde manier als we deden bij het eerste album.

We hebben een hele eigen manier van werken: niet het traditionele liedjesschrijven en opnemen als een live band zou doen. We nemen allerlei stukjes op, brengen ze samen en vervolgens knippen en plakken we het tot een geheel. Op die manier dwingen we onszelf er ook toe, als we een track live spelen, om die track opnieuw te bekijken, wat het hopelijk spannend en interessant houdt.

Werken jullie op alle vlakken samen?

Ja, veel meer dan op het eerste album. Bij het eerste album waren het Dave [Maclean, drummer/productie] en Vinny [Neff, zanger/gitarist] die met de demo's kwamen, en vervolgens kwamen Tommy [Grace, synths] en ik in beeld. Dit was tegen het einde van het opnameproces, we hielpen dan voornamelijk met de laatste loodjes. Deze keer werkten we als een team.

De routine die we nu hadden was dat Tommy, Vinny en ik de studio betraden met verse ideeën, werkende aan lied na lied, teksten en eerste opnames. Dave kwam vervolgens in de middag opdagen en ontwarde, corrigeerde, verbeterde waar nodig. Heel fijn om iemand te hebben die een volledig frisse blik werpt op alles. En die samenwerking zorgde er ook voor dat we niet te lang bleven plakken aan ideeën.

Was er iets in die routine wat je deze keer bewust anders hebt gedaan?

Ja. We zochten een opnamestudio/woonruimte op in Oxford, waar we de helft van het hele opnamerproces doorbrachten. Dat betekende dat we al hun briljante opnameapparatuur konden gebruiken. Die werkwijze zorgde er ook voor dat we sneller klaar waren met de tracks, want het gaf de gelegenheid ideeën sneller te ontwikkelen.

Met het eerste album hadden we alleen de beschikking over een paar microfoons en een wat oude apparatuur, wat het proces onhandig en knullig maakte. Tijdens de opnames voor dit album hoefden we ons alleen maar druk te maken over ons plan om zelfverzekerdheid door te laten klinken op de tracks. Het hielp enorm, deze studio tot onze beschikking te hebben en drie weken achtereen te kunnen werken, in plaats van hier en daar wat op te nemen.

Wilden jullie qua geluid iets specifieks bereiken met dit album?

Nee, we wilden ideeën de vrije loop laten en bewust geen beperkingen opleggen. We hebben allemaal een kunstzinnige studie-achtergrond en een van de eerste boodschappen die er bij ons in gestampt is, is een creatief project niet aangaan met een specifiek einddoel voor ogen. Als je dat doet gaat het geheid mis. Die instelling heeft ervoor gezorgd dat sommige nummers enorm van elkaar verschillen. Maar ik denk dat door die tegenstrijdigheden te omarmen en ons eigen te maken, ze prima samengaan.

Dankzij jullie regelmatige Facebook-updates hebben we ontdekt dat jullie enorme muziekfans zijn en alle vier sterk uiteenlopende muzieksmaken hebben. Hebben die diverse smaken invloed gehad op dit album, bewust of misschien onbewust?

In het begin waren we vooral bezig met liedjesschrijven. Op het eerste album kwam Vinny met ideeën voor coupletten, dan probeerden we er een refrein aan te breien, en daarna stopte het lied gewoon. Daar plakten we dan uiteindelijk nog maar een drumbreak tegenaan. Nu wilden we het schrijven beter aanpakken en liedjes gestructureerder laten klinken, met fatsoenlijke refreinen en bruggen. Ik luisterde in de eerste weken veel naar liedjesschrijvers uit de jaren ‘70, zoals Harry Nilsson, John Lennon en Gerry Rafferty. Maar eenmaal in de studio maken we van die invloeden meteen onze eigen sound.

De titel van het album komt van een boek over kunst van Rudolf Wittkower, waarin wordt beweerd dat kunstzinnige inspiratie een soort van ziekte is. Wat trok jullie aan in die titel?

Ik denk eerlijk gezegd dat het toeval was. Dave werkte aan een toneelstuk in Stratford, ‘The White Devil’, en hij zag daar het boek in een boekenwinkel. Hij dacht dat het een boek over astrologie was, en vond de titel gewoon mooi. Op dat moment waren we druk op zoek naar een albumtitel, en we wisten dat de titel iets vreemds nodig had, want we hadden de foto van het standbeeld al voor de albumhoes.

Het standbeeld heet ‘The Sluggard’ [van Lord Leighton Frederic] en het is een vrij belangrijk standbeeld want in tegenstelling tot de meeste beelden uit die tijd is dit beeld niet heel erg gespierd en heeft het niet een extreem sterke pose. Het is in principe een man die wakker wordt. Dus ondanks het toeval van Dave en dat boek paste het prachtig bij de foto van het standbeeld.

Qua songteksten, hadden jullie nog andere culturele uitgangspunten?

Ja. We kiezen vaak een onderwerp, en proberen daar dan een lied over te schrijven. Dat betekent wel dat maar weinig nummers persoonlijk zijn, waardoor we alle vier eraan kunnen sleutelen, en we niet te zeer gehecht raken aan specifieke liedjes.

Een van de liedjes, ‘4000 Years’, geschreven door Tommy en ik, is geïnspireerd door een stuk proza van Tom Wolfe over Las Vegas. Het leek ons wel geestig een lied te schrijven over Las Vegas vanuit het perspectief van de stad, alsof het kan praten met mensen. Dat was ons uitgangspunt. Op ‘Vibrations’ had Dave vogelgeluiden voor de demo opgenomen, dus we besloten te schrijven over een man die in een jungle zoekt naar paradijsvogels.

Jij schreef ‘Beginning To Fade’. Kun je meer over deze track vertellen?

Dat nummer schreef ik thuis, en is een van de eerste nummers die we opnamen. Omdat ik helemaal geen teksten aanleverde voor het eerste album, wilde ik deze keer meer moeite doen, en dat nummers was een van mijn eerste pogingen. Ik zat thuis na te denken over een verhaal om over te schrijven, en ik schreef uiteindelijk over alles wat me altijd afleidt, over writer’s block, niet kunnen beginnen aan iets. Daarnaast zitten er verwijzingen naar mantra’s en dergelijke in, omdat ik destijds een Boeddhistische huisgenoot had die de hele dag aan het chanten was.

Hele aparte afleidingen.

Ja, het was echt heel vreemd. Als je je probeert te concentreren en alleen maar luide meditaties van boven hoort komen, dat helpt totaal niet.

Wat is het plan voor de rest van 2015?

Touren. Veel concerten en festivaloptredens en een Europese tour, dus de rest van het jaar staat wel vast. Maar ik denk dat we allemaal heel erg uitkijken naar het live spelen. En net zo goed duiken we na deze tour weer met even veel plezier de studio in.

Hebben jullie nog soloplannen?

Dave heeft zijn eigen platenlabel [Kick + Clap] opgezet, dus dat houdt hem bezig. Ik deelde ooit een huis met Nick McCarthy, de gitarist voor Franz Ferdinand, die met zijn vrouw ook in een band zit. Ik heb hen geholpen in de studio. We zaten te denken aan nog een opnameronde ergens dit jaar, maar dat hangt er vanaf of we er allemaal tijd voor hebben. Ik hoop dat we tussen het touren door ruimte hebben voor creativititeit.

Laatste vraag: wat denk je dat jullie over jezelf hebben geleerd gedurende het opnameproces van dit album?

We hebben vooral heel veel geleerd. Voor het eerst hebben we leren samenwerken, als een viertal. We zijn allemaal veel zelfverzekerder en besluitvaardiger geworden. Ik denk dat dat te horen is, zelf hoor ik in ieder geval een overtuigend album.

Mei 2015